Onbegrepen en verloren. De kloof tussen Eritrese nieuwkomers en de Nederlandse samenleving is groot. De inburgering verloopt moeizaam, er zijn weinig contacten met Nederlanders en slechts een enkeling heeft werk. Dat blijkt uit nieuw onderzoek van het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP). ‘Dit onderzoek is een wake-up call. We moeten nu echt investeren in deze groep, anders voorzien we grote problemen op de lange termijn’, waarschuwt SCP-onderzoeker Leen Sterckx.
Het is een triest beeld dat naar voren komt uit de publicatie ‘Eritrese statushouders in Nederland, een kwalitatief onderzoek over de vlucht en hun leven in Nederland.’ SCP-onderzoekers spraken met 26 Eritrese statushouders en 22 experts. Sterckx: ‘We weten uit eerder onderzoek dat er sprake is van een kloof tussen deze statushouders en de samenleving, maar hoe omvangrijk deze kloof is, dat heeft mij zeker aangegrepen. Ook het diepe misverstand dat steeds oprijst in de communicatie tussen Nederlandse instanties en Eritrese statushouders is heel opvallend.’
Zelfredzaamheid en eigen regie
Onderzoeker Marjan de Gruijter van Kennisplatform Integratie & Samenleving (KIS) herkent de zorgen rondom Eritrese statushouders. ‘Helaas is dit onderzoek heel herkenbaar. Het SCP stelt terecht dat het huidige beleid, waarin steeds meer wordt uitgaan van zelfredzaamheid en eigen regie van nieuwkomers, voor deze groep extra problematisch is.’
‘Het heeft mij aangegrepen hoe groot de kloof is tussen deze statushouders en de samenleving’ – SCP onderzoeker Leen Sterckx.
Uit het rapport blijkt dat de contacten met Nederlanders en Nederlandse instanties erg moeizaam verlopen. De groep worstelt ook met het leren van de taal, het vinden van de juiste taalschool en maakt zich zorgen over het inburgeringsexamen. ‘Opvallend veel’ Eritrese statushouders zijn volgens de onderzoekers niet te spreken over de maatschappelijke begeleiding en klagen over het gebrek aan hulp, begrip en geduld.
‘Ze kunnen hun vragen en behoeften niet goed duidelijk maken en worden verkeerd begrepen. Omgekeerd begrijpen ze de informatie en hulp die hun wordt geboden niet voldoende. Ze trekken zich daarom terug ‘in eigen kring’, zoeken andere Eritrese statushouders op die in hetzelfde schuitje zitten, of vereenzamen wanneer ze geen herkomstgenoten in de buurt hebben’, aldus de onderzoekers. Omgekeerd wordt de Eritrese groep gezien als wantrouwend en moeilijk te activeren.
Weinig opleiding
Het onderzoek laat zien dat het overgrote deel van de recent gearriveerde Eritrese nieuwkomers van het platteland komt en weinig opleiding heeft genoten. De ‘oneindige’ dienstplicht is de belangrijkste reden om het land te ontvluchten. Een Eritreeër vertelt: ‘Je weet niet tot wanneer je erin zit. Ik heb broers die sinds 1995 dienstplicht hebben. Ze zijn niet getrouwd en hebben geen kinderen. Ze hebben geen salaris, ze krijgen een salaris van 500 nakfa, wat kan je met 500 nakfa doen? Het is genoeg voor eenmaal avondeten.’
Ainom Okbazghi Tedla is een Eritrese arts en werkzaam als sleutelpersoon bij de GGD Gelderland-Zuid. Hij kent de problemen waar veel landgenoten mee kampen en merkt dagelijks de grote ruis in de communicatie met Nederlandse professionals. ‘De verschillen tussen de Nederlandse en Eritrese samenleving zijn zo groot. Veel jonge Eritreeërs voelen zich onbegrepen, gefrustreerd. Nederland is een complex bureaucratisch land waar het individu centraal staat en dat is totaal anders in Eritrea, waar alles draait om de gemeenschap.’ Hij ziet sommige landgenoten na aankomst in Nederland wegzakken in verveling, depressie. ‘In ons land bestaat er geen uitkering, iedereen is altijd aan het werk, bezig met overleven. Dat zouden ze ook in Nederland moeten doen. Niet eerst de taal leren en daarna aan het werk, maar meteen aan de slag.’ Zijn advies aan professionals die worstelen met de Eritrese nieuwkomers? ‘Investeer in de vertrouwensband en heb geduld. Dan pas komen de verhalen los.’
Lange vlucht
Ook staan de onderzoekers stil bij de erbarmelijke, soms jarenlange, vlucht die Eritreeërs achter de rug hebben. Sterckx: ‘In het maatschappelijke debat lijkt het soms alsof de vluchtelingen hier met een koffertje van Schiphol komen, klaar om een nieuwe fase in hun leven te beginnen. Maar niets is minder waar.’ Veel Eritrese statushouders maken zich zorgen over achtergebleven familieleden en ook de trage procedures rondom de gezinshereniging slokt volgens het onderzoek een groot deel van de mentale ruimte van statushouders op. ‘Het lijkt erop dat de fase van de vlucht pas kan worden afgesloten als het gezin er is, dan begint hun leven in Nederland.’ Een Eritrese vrouw vertelt in het rapport: ‘Voor de reis nam elke vrouw een prikpil voor drie maanden om niet zwanger te raken. Het was bekend dat een vrouw door Soedanezen of door Libiërs verkracht wordt. De verkrachting kun je niet voorkomen. Als de reis niet te lang duurt, kan je een zwangerschap wel voorkomen. Je weet als vrouw dat dit kan gebeuren en voordat je uit Soedan vertrekt, neem je afscheid van je leven.’
Het is een weinig hoopvol beeld, concludeert Sterckx. De onderzoekers wijzen op de zogenoemde ‘agency paradox’: de Eritrese groep lijkt de vindingrijkheid en het doorzettingsvermogen die ze bij de vlucht laten zien, na aankomst kwijt te raken.
Maatwerk
Niet voor niets concluderen de onderzoekers dat deze kwetsbare Eritreeërs specifiek beleid en maatwerk nodig hebben. Ook de psychische problemen verdienen meer aandacht. De inzet van zogenoemde Eritrese ‘culturele mediatoren’ kan volgens de onderzoekers helpen bij het winnen van het vertrouwen van de Eritrese statushouders.
Maatwerk lijkt een simpel advies, maar heeft in de praktijk grote consequenties
Wake-up call
Er moet veel gebeuren om grote problemen op lange termijn voorkomen, beaamt Sterckx. ‘We moeten nu investeren, ook voor de volgende generatie. Ik geloof dat onze wake-up call niet aan dovemansoren is gericht. Ik merk dat in Den Haag, maar ook bij gemeenten allerlei initiatieven voor deze doelgroep ontstaan. De aandacht is er.’
Ook Marjan de Gruijter ondersteunt de aanbevelingen van het SCP van harte. ‘Maatwerk lijkt een simpel advies, maar heeft in de praktijk grote consequenties. Dit betekent namelijk dat er ook deskundigheid, mankracht en middelen beschikbaar moeten zijn in gemeenten.’