Hoe gaan we om met getraumatiseerde Syrische statushouders?

De Syriër die op 5 mei in Den Haag drie mensen neerstak, kampte met psychische problemen. Veel migranten lijden aan stress, ptss en depressie. Is Nederland wel goed ingespeeld op de problemen met getraumatiseerde statushouders?

De huisraad die Malek F. begin februari uit zijn flat in aan het Lage Zand in Den Haag op straat heeft gegooid. Beeld Regio15
Soms krijgt hij wel twintig tot dertig mailtjes en Facebookberichten per dag van statushouders, zegt de Syrische psychiater Aram Hasan. Uit het hele land vragen ze hem in het Arabisch om hulp. ‘Het is meer dan ik kan beantwoorden’, verzucht Hasan. ‘Er moet iets gebeuren.’

Hij heeft daarom zijn spaargeld gestoken in het opknappen van een bescheiden pand in Rotterdam-Noord. Een van zijn eerste cliënten, een vrouw die slecht ter been is, strompelt net de praktijk uit na haar intakegesprek.

Vanaf deze locatie gaat Hasan met zijn Co-Team dagbesteding en therapie bieden aan cliënten met een vluchtelingenachtergrond. Daarnaast geeft hij hulpverleners van andere instellingen bijscholing in het werken met deze doelgroep. Dat is nodig zegt Hasan, want hij merkt dat bijvoorbeeld Syriërs in psychische wanhoop zich vaak onbegrepen voelen in de reguliere hulpverlening. Als ze daar al binnenkomen, want wie onvoldoende Nederlands spreekt, wordt vaak niet in behandeling genomen.

Zelf kwam Hasan eind jaren negentig als politiek vluchteling uit Syrië in Nederland terecht. Hij weet dus precies waar zijn gevluchte landgenoten nu doorheen gaan. ‘Als je net aankomt, heb je hoge verwachtingen van het leven in Nederland. Maar veel mensen raken teleurgesteld, omdat het allemaal langzaam gaat: het leren van de taal, het vinden van werk. Dat leidt tot frustratie en soms agressie, zoals in Den Haag vorige week.’

Aram Hasan, directeur van CoTeam (Culturally Oriented Trauma Expertise Centrum) bij zijn praktijk in Rotterdam. Hij kwam zelf eind jaren negentig als politiek vluchteling vanuit Syrië naar Nederland. ‘Als je net aankomt, heb je hoge verwachtingen van het leven in Nederland. Maar veel mensen raken teleurgesteld, omdat het allemaal langzaam gaat: het leren van de taal, het vinden van werk. Dat leidt tot frustratie en soms agressie, zoals in Den Haag vorige week.’ Beeld Waldthausen Marlena
Een Syrische man die bij politie en hulpinstanties bekend was ‘vanwege uitingen van verward gedrag’, stak op Bevrijdingsdag op straat drie willekeurige voorbijgangers neer.

Een paar maanden eerder had dezelfde Malek F. de aandacht getrokken in de buurt doordat hij ’s avonds stoelen en andere huisraad uit zijn flatje op straat had gesmeten.

Eind vorig jaar ging in Maastricht een andere Syrische asielmigrant door het lint: hij stak twee mensen dood. De geestelijke gesteldheid van die man wordt op dit moment onderzocht in het Pieter Baan Centrum.

In zichzelf gekeerd

De twee zaken roepen de vraag op hoe het eigenlijk is gesteld met de geestelijke gezondheidszorg voor migranten die hier als vluchteling terecht komen. Krijgen zij wel de juiste psychische begeleiding, na alles wat zij hebben meegemaakt?

De man in Den Haag is een voorbeeld van iemand die zijn psychische klachten luid en duidelijk laat zien, zegt psychiater Ruud Jongedijk van Centrum ’45, gespecialiseerd in de behandeling van oorlogstrauma’s. ‘Maar wat eigenlijk veel vaker gebeurt, is dat vluchtelingen met psychische problemen in zichzelf keren, zich isoleren. Dat zijn de stillen, die vallen niet op.’

De begeleiding van deze mensen verloopt over het algemeen stroef, blijkt uit een rondgang langs experts op het gebied van de ‘transculturele’ hulpverlening. Dat komt om te beginnen door communicatieproblemen. Sinds 2012 worden tolken in de gezondheidszorg niet meer vergoed. Maar er is ook grote terughoudendheid om op zoek te gaan naar hulp bij psychische klachten. ‘Mensen zijn ontzettend bang om gek te worden verklaard’, zegt Aram Hasan over het stigma dat in het Midden-Oosten rust op psychische ziekten. ‘In Syrië zijn er maar twee smaken: je bent gek, of je bent normaal. Daartussenin zit niks. Soms vragen mensen mij: als ik in behandeling ga, krijg ik dan straks nog wel een baan?’

Psychische problemen komen vaker voor bij migranten, ook als zij niet uit een oorlogsgebied komen of een gevaarlijke reis maakten. Alleen al de ‘migratiestress’ van het opbouwen van een nieuw leven in een vreemde omgeving, kan geestelijke klachten aanwakkeren, zegt psychiater Jongedijk.

Bij vluchtelingen is dat risico nog groter. De Gezondheidsraad gaat er op basis van een literatuurstudie vanuit dat 13 tot 25 procent van de migranten met een vluchtelingenachtergrond vroeg of laat een posttraumatische stress stoornis (ptss) of depressie ontwikkelt, of een combinatie van die twee. In de gehele bevolking komen die aandoeningen bij respectievelijk 2,6 en 6 procent van de mensen voor.

Alertheid

De afgelopen drie jaar kwamen rond de 120 duizend nieuwe asielzoekers aan in Nederland. Alertheid is dus geboden, zegt arts Evert Bloemen van Pharos, het expertisecentrum voor gezondheidsverschillen. ‘Al moeten we ook niet doen alsof alle vluchtelingen hiermee kampen. Acht op de tien mensen ontwikkelt géén depressie of ptss.’

Problemen bij vluchtelingen komen vaak pas na enige tijd aan het licht, zegt hij. ‘Iemand komt bijvoorbeeld niet meer opdagen bij de inburgeringslessen. De gemeente doet dan een keuring om te zien of iemand in aanmerking komt voor vrijstelling en dan blijkt er iets aan de hand.’

Het is dus de verwachting dat de psychische problemen van migranten uit de vluchtelingenpiek in 2015 – toen 54 duizend mensen asiel aanvroegen – pas de komende tijd meer aan de oppervlakte komen.

Hoe langer mensen rondlopen met een depressie of ptss, hoe moeilijker het vaak is om er weer uit te komen. Kenniscentrum Pharos traint daarom medewerkers van bijvoorbeeld de sociale dienst en maatschappelijk begeleiders van de gemeente in het vroegtijdig herkennen van psychische klachten. Bijvoorbeeld door te vragen naar fysieke problemen waar geen taboe op rust, zoals hoofdpijn, maar ook naar moeilijk slapen of nachtmerries.

Daarnaast bouwde Pharos met de Vereniging van Nederlandse Gemeenten en de GGD de afgelopen tijd een netwerk op van zogenoemde sleutelpersonen: vrijwilligers met een vluchtelingenachtergrond die als bemiddelaar kunnen optreden. ‘Je maakt gebruik van het natuurlijke proces dat er in een gemeenschap altijd mensen opstaan die boven het maaiveld uitsteken, een wijs persoon bij wie je terecht kan voor advies’, zegt Bloemen.

Inmiddels zijn er door het land verspreid zeventig sleutelpersonen, die door gemeente, GGD of zorginstellingen kunnen worden ingeschakeld. Zij hebben niet per se een opleiding in de hulpverlening, maar volgden wel een driedaagse training en beschikken over sociale voelsprieten.

Sleutelpersoon

De Syrische Rabie Al Noaimy (33) is zo’n sleutelpersoon. Op het station in Utrecht vertelt hij bij een biertje in vloeiend Nederlands hoe hij na zijn aankomst in 2015 al in het asielzoekerscentrum als een dolle studeerde om de taal snel te beheersen. Inmiddels voelt hij zich in Nederland als een vis in het water – ‘de normen en waarden hier passen veel beter bij mij dan die in Syrië’ – en werkt hij als begeleider bij een organisatie voor opvoedondersteuning.

Daarnaast is hij als vrijwilliger beschikbaar voor Syriërs die op de een of andere manier in de knoop zitten. Dat zijn er volgens Al Noaimy nogal wat. ‘Ik ken mensen die suïcidaal zijn, veel jongeren gebruiken drugs om rustig te worden. Zij hebben mensen dood zien gaan, vrienden verloren.’

Maar de problemen zijn niet alleen het gevolg van de oorlogsherinneringen, denkt hij. ‘Mensen zijn hun huis kwijt, hun geld, hun bedrijf. Met mij gaat het goed omdat deze vrije samenleving bij mij past. Ik ben bijvoorbeeld niet gelovig. Maar veel Syriërs willen hier eigenlijk liever niet zijn. Ze konden niet anders vanwege de oorlog. Nu zijn ze bang dat ze de controle op hun kinderen verliezen in een samenleving waar vrouwen geen hoofddoek dragen en alles veel vrijer is.’

In dat ingewikkelde parket probeert Al Noaimy – die in Syrië onderwijspsychologie studeerde – passende hulp te organiseren. ‘Niet makkelijk, want een Nederlandse hulpverlener die niks weet over hun ervaring of cultuur, kan hun problemen niet echt begrijpen.’

Taalprobleem

En het meest basale probleem blijft de taal. ‘Ik ken twee Syrische jongeren die veel blowen. Zij vertelden mij dat zij daar graag mee wilden stoppen. Maar bij de drie instellingen die we om hulp hebben gevraagd, werd gezegd dat zij niets kunnen doen omdat deze jongeren niet genoeg Nederlands spreken. Er werd gezegd: misschien kunnen zij zelf minderen, dus in plaats van vijf joints nog maar vier per dag, en de week erna drie. Daarmee los je het onderliggende probleem natuurlijk niet op.’

Sinds de vergoeding voor tolken in de zorg is afgeschaft, weigeren veel ggz-instellingen cliënten in behandeling te nemen die het Nederlands niet beheersen. Psychiater Hans Rohlof, gespecialiseerd in transculturele psychiatrie, zegt anderstaligen ook om die reden de deur te moeten wijzen bij zijn praktijk in Leiden. ‘Een tolk inhuren kost zo 80 euro per uur, dat is soms meer dan de vergoeding voor de behandeling. Erg dom dat de regering de tolkenregeling heeft afgeschaft. Want mensen die psychisch in de war zijn en geen hulp krijgen, hebben ook een probleem om Nederlands te leren en verder in te burgeren.’

Psychiater Jongedijk van Centrum ’45 zegt dat zijn instelling ook financieel worstelt met deze groep. ‘We betalen tolken nu zelf, maar het is de vraag of we dat kunnen blijven doen.’ Het tolkenprobleem is in de ggz nog nijpender dan in de rest van de zorg, denkt Jongedijk. ‘Voor een ingegroeide teennagel kun je een dochter nog wel laten vertalen, maar bij een traumabehandeling natuurlijk niet.’

Tegelijkertijd benadrukt Jongedijk dat niet elke vluchteling met psychische klachten direct gespecialiseerde behandeling nodig heeft. ‘Een psycholoog of psychiater is zeker niet altijd het antwoord.’ Zo is er het initiatief Mindspring, een preventieve training die in sommige gemeenten in eigen taal gegeven wordt door een hoogopgeleide vluchteling samen met een Nederlandse ggz-hulpverlener. Deelnemers krijgen informatie over het herkennen van psychische klachten en tips bij het omgaan met bijvoorbeeld slapeloosheid of rouwverwerking.

Laagdrempelige hulp

Ook arts Evert Bloemen van Pharos wil af van het beeld dat de hulpverlening aan oorlogsvluchtelingen een hoogst gespecialiseerde tak van sport moet zijn. ‘Er is bijvoorbeeld bij huisartsen nog teveel het mechanisme: hier is specialistische zorg nodig, want het is ingewikkeld. Het risico is dan dat er niks gebeurt, want er zijn nog maar enkele instellingen die vluchtelingen hulp bieden in de eigen taal, en die zijn vaak ver weg en hebben lange wachtlijsten.’

Bloemen is daarom voorstander van laagdrempeliger hulp ‘door mensen die geen therapeut zijn’. ‘Soms voelt iemand zich ook al beter door te gaan sporten of vrijwilligerswerk te doen, waardoor je weer een ritme krijgt en contact met mensen hebt.’

‘Sleutelpersoon’ Rabie Al Noaimy kent van nabij een situatie van een 19-jarige Syrische die was opgenomen in een ggz-kliniek. ‘Dat meisje, Koerdisch, leefde in Syrië in een dorp dat dreigde te worden ingenomen door IS. Een Nederlandse hulpverlener weet niet wat dat inhoudt voor een Koerdische vrouw. Het betekent dat ze waarschijnlijk wordt verkocht als slavin. Daarnaast had dit meisje grote angst gehad dat haar vader en broer zouden worden vermoord.’

Na drie maanden werd de Syrische volgens Al Noaimy ontslagen uit de kliniek terwijl ze nog suïcidaal was, ‘omdat ze niet wisten hoe ze haar moesten helpen. Haar vader was wanhopig, hij was bang zijn dochter te verliezen.’

Als sleutelpersoon riep hij iedereen bij elkaar die bij dit gezin betrokken was: haar familie, de psychiater, iemand van de gemeente, een begeleider, een vrijwilliger die de familie al langer kende. ‘Samen hebben we een plan voor haar gemaakt. Ze heeft nu een maatje met wie ze elke week wandelt, ze sport, ze gaat elke twee weken met haar vader en moeder op een uitje. Haar ouders hebben beloofd haar iets meer vrijheid te geven.’

Het laat zien dat ook ‘leken’ in staat zijn iemand met ingewikkelde problemen er bovenop te helpen, denkt Al Noaimy. ‘Het is misschien niet hulp van dezelfde kwaliteit als in een instelling, maar met haar gaat het nu wel veel beter.’

Uw vragen en onzekerheden nemen wij serieus